Naar inhoud springen

plass

Uit WikiWoordenboek
  • plass
  • Afkomstig van het Oudnoordse woord plaz
Naar frequentie 516
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   plass     plassen     plasser     plassene  
genitief   plass'     plassens     plassers     plassenes  

plass, m

  1. plaats, plek (met bepaalde betekenis)
    «Det var mange plasser og torg i byen.»
    Er waren veel plaatsen en pleinen in de stad.
  2. plaats, oord (van iemand of iets)
    «Hesten står på plassen sin i stallen.»
    Het paard staat op zijn plaats in de stal.
  3. ruimte
  4. rang
  5. baan
  6. keuterij
  • [4]: 21.-plass
de 21e plaats
  • [4]: plass nummer 25 på resultatlisten
plaats nummer 25 op de ranglijst
  • [2]: skaffe seg en plass i solen
zich een plaats aan de zon verschaffen


  • plass
  • Afkomstig van het Oudnoorse woord plaz.
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   plass     plassen     plassar     plassane  

plass, m

  1. plaats, plek (met bepaalde betekenis)
  2. plaats, oord (van iemand of iets)
  3. ruimte
  4. rang
  5. baan
  6. keuterij
  • [2]: skaffe seg ein plass i sola
zich een plaats aan de zon verschaffen