Naar inhoud springen

palma

Uit WikiWoordenboek

palma v

  1. (plantkunde) palm, palmboom


  • pal·ma

palma v

  1. (plantkunde) palm, palmboom


palma v

  1. (plantkunde) palm, palmboom


  • pal·ma
enkelvoud meervoud
palma palmas

palma v

  1. (plantkunde) palm, palmboom
vervoeging van
palmar

palma

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van palmar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van palmar


  • pal·ma

palma v

  1. (plantkunde) palm, palmboom

palma

  1. genitief enkelvoud van palmo
  2. nominatief meervoud van palmo
  3. accusatief meervoud van palmo
  4. vocatief meervoud van palmo