opper-

Nederlands

Niet te verwarren met: opper

Huidig bestand
22

Uitspraak

• Geluid:  opper-    (hulp, bestand)
• IPA: /ɔpər/

Woordafbreking

• op·per-

Voorvoegsel

opper-

1. voornaamste, machtigste

   • Hij heeft, helaas voor u, het oppergezag. 

2. zich hoger bevindend

   • De pijn bevindt zich in de opperarm. 

Verwante begrippen

• aarts-

Hyponiemen

   

Opperlands Opperwezen opperadmiraal opperanode opperbaas opperbestand opperbestuur opperbewind opperboekhouder opperbootsman opperbuik opperceremoniemeester oppercommandant oppercommando opperconducteur opperdier opperdirectie opperdoes oppereinde oppergaai oppergerechtshof oppergezag oppergezaghebber oppergod opperheer opperheerschappij opperherder opperhere opperhof opperhofmeester opperhout opperhoutvester opperjager opperkamer opperkamerheer opperkamerling opperkanselier opperkleed opperkonstabel opperkoopman opperlandvoogd opperleenheer opperlijfwacht oppermachinist opperman opperofficier opperrabbijn opperrabbinaat opperras opperschenkel opperschenker opperschout opperspreekstalmeester opperstalmeester opperstee opperstuurman oppertoezicht oppertorpedist opperveldheer oppervogel opperwachtmeester opperwal opperwezen opperzaal

Vertalingen

    1.   

Engels: arch- (en), chief- (en)

Meer informatie

• Zie Wikipedia voor meer informatie.