onwis
Uiterlijk
- on·wis
stellend | |
---|---|
onverbogen | onwis |
verbogen | onwisse |
partitief | onwis |
onwis [1]
- zonder zekerheid
- onbetrouwbaar
- [1] wis, vast en zeker
- Het woord 'onwis' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onwis" herkend door:
54 % | van de Nederlanders; |
43 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be