onlogica
Uiterlijk
- on·lo·gi·ca
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | onlogica | onlogica's |
verkleinwoord |
de onlogica v
- iets dat niet gebaseerd is op een juiste manier van denken
- ▸ Een stoer Marokkaans ventje, een pittig meisje uit Amsterdam en een opgerolde brief, gekregen van een pas overleden oudoom. Wat is de verbindende factor? Het lijkt haast het toppunt van onlogica: de zeventiende-eeuwse Michiel de Ruyter.[1]
- ▸ Leger en volk zijn nauwelijks van elkaar te scheiden, is Petrovs conclusie, dus is het ook niet erg als daar voedsel naartoe verdwijnt. Ook twee andere gerenommeerde Noord-Koreakenners, de Amerikaanse economen Stephan Haggard en Marcus Noland, komen in het essay ”De logica en onlogica van voedselhulp” op hun website (nkeconwatch.com) tot deze gevolgtrekking.[2]
- Het woord onlogica staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "onlogica" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
47 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Weblink bron Mariëlle Buys“Multiculti speurtocht naar brief De Ruyter” (21-03-2007), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron Ab Jansen“Groot voedseltekort in Noord-Korea” (17-06-2011), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be