onderga
Uiterlijk
- on·der·ga
vervoeging van |
---|
ondergaan |
ondergá
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondergaan
- Ik onderga.
- gebiedende wijs van ondergaan
- Onderga!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondergaan
- Onderga je?
vervoeging van |
---|
ondergaan |
ónderga
- (in een bijzin) eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van ondergaan
- ... dat ik ónderga.
- Het woord onderga staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.