Naar inhoud springen

nippen

Uit WikiWoordenboek
  • nip·pen
  • In de betekenis van ‘een teugje drinken’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1644 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nippen
nipte
genipt
zwak -t volledig

nippen

  1. overgankelijk iets met kleine slokjes drinken
    • Er werd eerst nog een drankje genipt op een terrasje en daarna gingen ze naar het restaurant. 
  2. inergatief ~ aan ergens met kleine slokjes van drinken
    • Ze nipte nog wat aan haar glas, maar liet de inhoud uiteindelijk grotendeels staan. 
96 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]


  • nip·pen
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
nippen
nippte
genippt
zwak
(haben)
volledig

nippen

  1. onovergankelijk nippen
    «Sie nippte an ihrem Gläschen Likör.»
    Zij nipte aan haar glaasje likeur.
  • an etwas nippen
aan iets nippen