monacký

Slowaaks

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Monako met het achtervoegsel -cký

Bijvoeglijk naamwoord

monacký

1. (demoniem) Monegaskisch; met betrekking tot het land Monaco

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /mɔnatskiː/

Woordafbreking

• mo·nac·ký

Woordherkomst en -opbouw

• Afgeleid van de eigennaam Monako met het achtervoegsel -cký

Bijvoeglijk naamwoord

monacký

1. (demoniem) Monegaskisch; met betrekking tot het land Monaco
2. (demoniem) Monegaskisch; met betrekking tot het volk de Monegasken
3. (taal) Monegaskisch; met betrekking tot het dialect het Monegaskisch

Verbuiging

	enkelvoud				meervoud
	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig	mannelijk		vrouwelijk	onzijdig
	bezield	onbezield			bezield	onbezield
nominatief	monacký		monacká	monacké	monačtí	monacké		monacká
genitief	monackého		monacké	monackého	monackých
datief	monackému		monacké	monackému	monackým
accusatief	monackého	monacký	monackou	monacké	monacké			monacká
vocatief	monacký		monacká	monacké	monačtí	monacké		monacká
locatief	monackém		monacké	monackém	monackých
instrumentalis	monackým		monackou	monackým	monackými

Hyperoniemen

• evropský

Typische woordcombinaties

• Monacké knížectví o

Verwante begrippen

• Monačan m bezield
• Monačanka v
• monégasque

Verwijzingen

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)