mislezend
Uiterlijk
- mis·le·zend
vervoeging van: | mislezen |
verbogen vorm: | mislezende |
míslezend
- onvoltooid deelwoord van míslezen
- attributief gebruikt
- De mislezende priester hoorde het tumult buiten de kerk.
vervoeging van: | mislezen |
verbogen vorm: | mislezende |
mislézend
- onvoltooid deelwoord van mislézen
- attributief gebruikt
- Een zich mislezend apotheker kan groot onheil stichten.
- Het woord mislezend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.