meteoor
Uiterlijk
- me·te·oor
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘verschijnsel in dampkring’ voor het eerst aangetroffen in 1778 [1]
- via het Frans en het Latijn van het Griekse μετέωρος (metéōros) "hoog in de lucht" (van μετα- meta- "boven" en ἐωρ eōr "optrekken") met het achtervoegsel -logie[2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | meteoor | meteoren |
verkleinwoord | meteoortje | meteoortjes |
de meteoor m
- (astronomie) een kortstondig lichtspoor aan de hemel door de verbranding van een uit de ruimte vallende meteoriet
1. een kortstondig lichtspoor aan de hemel door de verbranding van een uit de ruimte vallende meteoriet
- Het woord meteoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "meteoor" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "meteoor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ meteoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be