Naar inhoud springen

mannen

Uit WikiWoordenboek
  • man·nen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mannen
mande
gemand
zwak -d volledig

mannen

  1. overgankelijk voorzien van voldoende personeel om te laten slagen
    • Het is een enthousiaste groep die nog wel een paar extra stemmen kan gebruiken. Ze weten zich nog steeds goed te mannen maar om alle partijen goed in balans te houden is iedere stem daar van harte welkom. [2]
  2. overgankelijk (scheepvaart) laden of lossen door in een rij voorwerpen van hand tot hand door te geven

de mannenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord man
     Maar ook schreef ik mijn gedachten op over relaties, emoties, vrouwen, mannen, kinderen, verslaving, angst en haat.[3]
  2. manvolk; alle mannen tezamen
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Wie zingt er het hoogste lied? (12 juni 2019) op website: AlphensKozakkenkoor.nl; geraadpleegd 2019-07-14
  3. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


mannen

  1. meervoud van man


  • man·nen
Naar frequentie 292

mannen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mann


  • man·nen

mannen

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van mann


mannen

  1. meervoud van man


Naar frequentie 422

mannen

  1. nominatief bepaald gemeenschappelijk geslacht enkelvoud van man