Naar inhoud springen

leuter

Uit WikiWoordenboek
  • leu·ter
enkelvoud meervoud
naamwoord leuter leuters
verkleinwoord leutertje leutertjes

de leuterm

  1. (anatomie), (informeel) het mannelijk geslachtsdeel
vervoeging van
leuteren

leuter

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
    • Ik leuter. 
  2. gebiedende wijs van leuteren
    • Leuter! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leuteren
    • Leuter je? 
97 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[1]
  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be