leek
Uiterlijk
Niet te verwarren met: Leek |
- leek
- [A] via Middelnederlands leec en Latijn laicus bn van Oudgrieks λαϊκός (laikós), in de betekenis van ‘niet-geestelijke’ aangetroffen vanaf 1240 [1] [2] [3]
- [B] erfwoord via Middelnederlands leke van Oudnederlands leka, verwant aan laak zn , in de betekenis van ‘beekje’ aangetroffen vanaf 1076 [4] [5] [3]
- [C] de stam van lijken ww met een klinkerwisseling ij → ee (/ɛi/ → /e/)
- [D] leken zonder de uitgang -en
- [E] van Middelnederlands ladic dat teruggaat op Latijn lapathus en Oudgrieks λάπαθος (lápathos) [6] [7]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leek | leken |
verkleinwoord | leekje | leekjes |
[A] de leek m
- iemand die niet deskundig is op een bepaald gebied
- Volgens alle kenners was dit de beste computer, dus die heb ik toen als leek ook maar gekocht.
- ▸ Als je voor een publiek presenteert dat je product nog niet kent, is het belangrijk je te verplaatsen in de luisteraar. Ga ervan uit dat je te maken hebt met een leek. Belangrijk is je vakjargon beeldend te maken voor een grotere doelgroep.[8]
- (religie) iemand die niet tot de geestelijke stand behoort, gewone gelovige
- In de katholieke kerk wordt de eredienst uitgevoerd door priesters, maar mogen leken daar wel bij helpen.
- ▸ Niet dat de teksten de geestelijke leidsrol van de clerus fundamenteel in twijfel trekken maar zij getuigen wel van een steeds toenemende mondigheid van de leek die, ook in religieus opzicht, gepaard gaat met een duidelijke opwaardering van de lekenstand.[9]
- [1] expert
- [2] geestelijke
- [1] amateur
1. iemand die niet deskundig is op een bepaald gebied
2. iemand die niet tot de geestelijke stand behoort, gewone gelovige
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | leek | leken |
verkleinwoord |
- smalle waterstroom
-
De Geeserstroom is een leek in Drenthe.
vervoeging van |
---|
lijken |
[C] leek
- enkelvoud verleden tijd van lijken
- Ik leek.
- Jij leek.
- Hij, zij, het leek.
- Ik leek.
- ▸ Met haar metalen golfplaten dak leek deze plek me niet geschikt om bescherming te bieden, eerder een uitnodiging aan de bliksem om in te slaan.[10]
vervoeging van |
---|
leken |
[D] leek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leken
- Ik leek.
- gebiedende wijs van leken
- Leek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van leken
- Leek je?
[E] | enkelvoud | meervoud |
---|---|---|
naamwoord | leek | leken |
verkleinwoord |
[E] de leek m
- (groente) (verouderd) benaming in de Betuwe voor soorten zuring (Rumex ) waarvan het blad werd gegeten, in het bijzonder krulzuring (Rumex crispus )
- ▸ ⧖ Volgens een berigt toch van den predikant O. G. HELDRING, eet men in Gelderland, en bepaaldelijk in den omtrek van Hemmen, het in het voorjaar uit het wild verzameld blad, van de middelnerf afgestroopt, als spinagie, of alleen, of met aardappelen, onder den naam van leek, (een naam die volgens DE GORTER (p. 99) in Gelderland aan meer soorten van dit geslacht gegeven wordt), of meer bepaaldelijk onder den naam van Koeleek.[11]
-
1. De blaadjes van leek zijn eetbaar.
- Het woord leek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "leek" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[12] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ leek (niet-geestelijke) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ 3,0 3,1 "leek" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ beekje op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ leek (zuring) op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Weblink bron “ op nu.nl
- ↑ Weblink bron Dirk Kinable“Een wereldbeschouwelijke spiegel voor de leek: codex Marshall 29. intitel= Spiegel der Letteren”, jrg. 43 (2001), p. 14
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Weblink bron Herman Christiaan van Hall“Neerlands Plantenschat, of Landhuishoudkundige Flora” (1854), G.T.N. Suringar, Leeuwarden, p. 184
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
leek | leeks |
leek
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Erfwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Religie in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Groente in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Engels