Naar inhoud springen

lado

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /ˈla.ðo/
  • la·do
enkelvoud meervoud
lado lados

lado m

  1. zijde, kant
  2. (wiskunde) zijde
  3. (anatomie) zij, zijde
    • Echó un vistazo por la ventana. Al otro lado de los cristales sucios, recortando la rama de un arbol, un resto de claridad rojiza se resistía a desaparecer en la noche.  [1]


  1. Arturo Pérez-Reverte, El club Dumas, 1993 (2008 uitg., ISBN 9788466320702)


lado

  1. vocatief enkelvoud van lada


  • la·do
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *lędo

lado o

  1. (landbouw) braak; braakliggende grond in het drieslagstelsel