koekoeksvogels
Uiterlijk
- (IPA in voorbereiding)
- koe·koeks·vo·gels
- koekoeksvogel zn met de uitgang -s
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | koekoeksvogels | |
verkleinwoord |
de koekoeksvogels mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord koekoeksvogel
- meervoudsvorm als officiële benaming (vogels) een monotypische orde Cuculiformes bestaande uit de familie koekoeken (Cuculidae )
- [2] vogels, viervoeters, gewervelden, chordadieren, dieren
- [2] zie de categorie: Koekoeksvogels in het Nederlands
- [2] koekoeken
- In het verleden werden twee (en soms meer) andere families: de hoatzins (Opisthocomidae) en de toerako's (Musophagidae) ook tot deze orde gerekend.
- Het woord 'koekoeksvogels' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 14
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Invoegsel -s- in het Nederlands
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Meervoudsvorm binnen nomenclatuur in het Nederlands
- Vogels in het Nederlands
- Koekoeksvogels in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal