kapotjas
Uiterlijk
- ka·pot·jas
- samenstelling van kapot zn en jas zn , in de betekenis van ‘soldatenjas’ voor het eerst aangetroffen in 1817 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kapotjas | kapotjassen |
verkleinwoord | kapotjasje | kapotjasjes |
de kapotjas m
- (kleding), (militair) overjas voor soldaten naar het model van de Franse capote
- Hij herkent hem aan zijn kapotjas, omdat hij altijd zo'n rood ding in zijn knoopsgat droeg, mijn 'legioen van smeer', zoals hij zei. Een scherpzinnig man was Grisonnier niet. Ook niet fijnbesnaard, maar een beste kerel, iedereen mocht hem graag. [4]
- Het woord 'kapotjas' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ kapotjas op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kapotjas" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Lemaitre, Pierre"Tot ziens daarboven" 2014 ISBN 9789401601931 pagina 19
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kleding in het Nederlands
- Militair in het Nederlands
- Niet in Woordenlijst Nederlandse Taal