ivoor
Uiterlijk
- ivoor
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘materiaal van slagtanden’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ivoor | - |
verkleinwoord | ivoortje | ivoortjes |
- wit materiaal afkomstig van de slagtanden van vooral de olifant
- ▸ Zonder Oscars vermogen, verworven met mahonie en ivoor, had Ingeborg dus nooit de vrouw kunnen worden van een eenvoudige Noorse ingenieur, zelfs niet wanneer hij opgeleid was aan de Technische Hochschule in Dresden.[3]
- kleur die donkerder is dan beige maar lichter dan bruin met RAL-code 1014
- [2] ivoorkleurig
1.
- Het woord ivoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ivoor" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ivoor" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ ivoor op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be