inn
Uiterlijk
inn o
enkelvoud | meervoud |
---|---|
inn | inns |
inn
- inn
- Afkomstig van het Oudnoordse woord inn
Naar frequentie | 282 |
---|
inn
- (om beweging) binnen, in-
- «Jeg går inn i huset.»
- Ik ga het huis binnen.
- «Den norske ambassaden i Kabul frarådet Pål Refsdal å reise inn i Kunar.»
- De Noorse ambassade in Kabul heeft Pål Refsdal afgeraden naar Kunar te reizen.
- «Jeg går inn i huset.»
- (van tijd) in
- «Snart går vi inn i julen.»
- Binnenkort gaan we de kersttijd in.
- «Snart går vi inn i julen.»
- (als voorvoegsel) in-
- [1-2]: ut
- [3]: kjøre inn en ny bil
een auto inrijden
- [3]: øve inn en rolle
een rol instuderen/oefenen
inn
- inn
- Afkomstig van het Oudnoordse woord inn
inn
- [1-2]: ut
inn
Categorieën:
- Woorden in het Angelsaksisch
- Zelfstandig naamwoord in het Angelsaksisch
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 3
- Woorden in het Engels met audioweergave
- Woorden in het Engels met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Engels
- Woorden in het Noors
- Woorden in het Noors van lengte 3
- Woorden in het Noors met audioweergave
- Woorden in het Noors met IPA-weergave
- Bijwoord in het Noors
- Voorzetsel in het Noors
- Woorden in het Nynorsk
- Woorden in het Nynorsk van lengte 3
- Woorden in het Nynorsk met audioweergave
- Woorden in het Nynorsk met IPA-weergave
- Bijwoord in het Nynorsk
- Voorzetsel in het Nynorsk