homologeren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  homologeren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• ho·mo·lo·ge·ren

Woordherkomst en -opbouw

• afgeleid van het Franse homologuer (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
homologeren	homologeerde	gehomologeerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

homologeren

1. overgankelijk bekrachtigen, goedkeuren

Afgeleide begrippen

• homologatie

Verwante begrippen

• homoloog

Gangbaarheid

• Het woord homologeren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.