Naar inhoud springen

grootvader

Uit WikiWoordenboek
Een grootvader met kleinkinderen
  • groot·va·der
enkelvoud meervoud
naamwoord grootvader grootvaders
verkleinwoord grootvadertje grootvadertjes

de grootvaderm

  1. (familie) de vader van een ouder
    • Na school ging de jongen altijd bij zijn grootvader langs. 
    paternale ~ vader van vader
    maternale ~ vader van moeder
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]