gelig
Uiterlijk
- Geluid: gélig (hulp, bestand)
- IPA: / ˈɣeləx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /ˈχe.ləχ/
- (Vlaanderen, Brabant): /ˈɣe.ləx/
- (Limburg): /ˈɣe.lɪx/
- IPA: / ˈɣeləx / (2 lettergrepen)
- Geluid: gelíg (hulp, bestand)
- IPA: / ɣəˈlɪx / (2 lettergrepen)
- (Noord-Nederland): /χə.ˈlɪχ/
- (Vlaanderen, Brabant, Limburg): /ɣə.ˈlɪx/
- IPA: / ɣəˈlɪx / (2 lettergrepen)
- ge·lig
- gélig bn: afleiding van geel bn met het achtervoegsel -ig [1]
- gelíg zn: naamwoord van handeling van lig ww met het voorvoegsel ge-
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | gelig | geliger | geligst |
verbogen | gelige | geligere | geligste |
partitief | geligs | geligers | - |
gélig
- een beetje geel
- Na zijn val had zijn gezicht iets geligs.
- ▸ Met waterverf schilderde ik het gelige landschap waar ik de afgelopen dagen doorheen was gekomen.[2]
- op geel lijkend.
- Dit groen is bijna gelig.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | gelig | - |
verkleinwoord | - | - |
het gelíg o
- (pejoratief) toestand waarin iemand alsmaar uitgestrekt rust
- Dat gelig van jou de hele dag, daar wordt ik echt heel moe van.
- Het woord gelig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "gelig" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Voorvoegsel ge- in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Pejoratief in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %