Naar inhoud springen

falde

Uit WikiWoordenboek
  • fal·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord falla.
stamtijd
onbepaalde
wijs
tegenwoordige
tijd
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
falde
falder
faldt
faldet
volledig

falde

  1. vallen
  2. hangen, vallen (b.v. van haren of stof)
  3. storten, vallen


  • fal·de
  • Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord falda.
Naar frequentie 7259
vervoeging
onbepaalde wijs falde
tegenwoordige tijd falder
verleden tijd faldet
falda
voltooid
deelwoord
faldet
falda
onvoltooid
deelwoord
faldende
lijdende vorm faldes
gebiedende wijs fald
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking

falde

  1. overgankelijk vouwen


  • fal·de
  • Werkwoord [A]: Afkomstig van het Oudnoorse werkwoord falda.
  • Werkwoord [B]: Afleiding van het Noorse zelfstandige naamwoord gonge.
vervoeging
onbepaalde wijs falde
falda
tegenwoordige tijd faldar
verleden tijd falda
voltooid
deelwoord
falda
onvoltooid
deelwoord
faldande
lijdende vorm faldast
gebiedende wijs fald
falda
falde
vervoegingsklasse Klasse 1 zwak
opmerking [A]+[B]

[A] falde

  1. overgankelijk vouwen

falde

  1. gebiedende wijs van falda

falde

  1. gebiedende wijs van falde

[B] falde

  1. overgankelijk multipliceren, vermenigvuldigen

falde

  1. gebiedende wijs van falda

falde

  1. gebiedende wijs van falde