endocrien
Uiterlijk
- en·do·crien
- In de betekenis van ‘met inwendige afscheiding’ voor het eerst aangetroffen in 1927 [1]
- afgeleid van het Griekse krinein (scheiden) met het voorvoegsel endo- [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | endocrien | endocriener | endocrienst |
verbogen | endocriene | endocrienere | endocrienste |
partitief | endocriens | endocrieners | - |
endocrien
- (medisch) met inwendige afscheiding in de bloedstroom, hormonaal
1. met inwendige afscheiding in de bloedstroom, hormonaal
- Het woord endocrien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "endocrien" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
77 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "endocrien" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ endocrien op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be