encadreren

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  encadreren    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• en·ca·dre·ren

Woordherkomst en -opbouw

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘inlijsten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1824
• afgeleid van het Franse encadrer (met het achtervoegsel -eren)

stamtijd
onbepaalde wijs	verleden tijd	voltooid deelwoord
encadreren	encadreerde	geëncadreerd
zwak -d	volledig

Werkwoord

encadreren

1. overgankelijk inlijsten
2. overgankelijk omsluiten

Synoniemen

• omkaderen, omlijsten

Afgeleide begrippen

• encadreerband, encadrering, encadreur, encadreuse

Vertalingen

    1.   

Frans: encadrer (fr)

Gangbaarheid

• Het woord encadreren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.