eminentie
Uiterlijk
- emi·nen·tie
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘titel van kardinalen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1654 [1]
- afgeleid van eminent met het achtervoegsel -ie [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eminentie | eminenties |
verkleinwoord | - | - |
- het eminent zijn, de voortreffelijkheid
- (formeel) aanspreekvorm van een kardinaal (en de grootmeester van de orde van Malta)
- Het woord eminentie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eminentie" herkend door:
92 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eminentie" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ eminentie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ eminentie op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be