em
Uiterlijk
em
- mij, me (lijdend en meewerkend voorwerp, vóór het werkwoord)
em
em
- kleine broer, kleine zus: kind van dezelfde ouders dat jonger is
- aanspreekvorm voor kinderen die men niet zo goed kent
em
- ik, jij, hij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor en door een jongere broer of zus
- jij, hij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor kinderen die men niet zo goed kent
- ik, jij: persoonlijk voornaamwoord gebruikt voor en door het meisje in een jong koppel
- anh (3)