eindpaal
Uiterlijk
- eind·paal
- samenstelling van eind zn en paal zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eindpaal | eindpalen |
verkleinwoord | eindpaaltje | eindpaaltjes |
de eindpaal m
- een stok die het einde van een wedstrijd aangeeft
- ▸ Beiden zetten hun paarden tot het uiterste aan en naderden de eindpaal.[1]
- (figuurlijk) het uiteindelijke doel
- ▸ Nogmaals uit datzelfde hoofdstuk déze woorden van Calvijn: ”Wat wil ik dan? Dat het doel der volkomenheid voor ogen gesteld wordt, opdat wij daarop alleen onze ijver mogen richten. Laat zij als eindpaal voor ons gezet worden, opdat wij naar haar streven en wedijveren. Want het is niet geoorloofd zo met God te delen, dat ge van die dingen, die u door Zijn Woord voorgeschreven worden, een deel aanvaardt en een deel naar uw goeddunken voorbij gaat.”[2]
- grenspaal
1. een stok die het einde van een wedstrijd aangeeft
- Het woord eindpaal staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ “Anna Karenina” (1877), G.A. van Oorschot , ISBN 9789028276062
- ↑ Weblink bron Ds. A. Bloemendal“Streven naar heiligheid niet on-Bijbels” (20 januari 2009), Reformatorisch Dagblad