eenbenig
Uiterlijk
- een·be·nig
stellend | |
---|---|
onverbogen | eenbenig |
verbogen | eenbenige |
partitief | eenbenigs |
eenbenig [1]
- slechts over één been beschikkend
- slechts met één been goed overweg kunnen
- Het woord eenbenig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eenbenig" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
95 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be