droevig
Uiterlijk
- droe·vig
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | droevig | droeviger | droevigst |
verbogen | droevige | droevigere | droevigste |
partitief | droevigs | droevigers | - |
droevig
- verdriet hebbend
- De arts troostte de droevige familie na het overlijden van het jonge kind.
- verdrietig gevoel veroorzakend
- Ik moet altijd huilen bij droevige films.
droevig
- treurig
- Zijn vertrek stemt ons droevig, maar hij is een vrij mens en kan gaan en staan waar hij wil.'[2]
1.
- Het woord droevig staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "droevig" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ droevig op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Herzen, FrankDe zoon van de woordbouwer 1970 ISBN 9062805450 pagina 115
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Achtervoegsel -ig in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Bijwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 98 %