doorreizen
Uiterlijk
- dóórreizen
- Geluid: doorreizen (hulp, bestand)
- doorréízen
- Geluid: doorreizen (hulp, bestand)
- door·rei·zen
- samenstelling van door en reizen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorreizen |
reisde door |
doorgereisd |
zwak -d | volledig |
dóórreizen [1]
- ergatief doorgaan met reizen, de reis voortzetten
- We zijn daarna doorgereisd naar Portugal.
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorreizen |
doorreisde |
doorreisd |
zwak -d | volledig |
doorréízen [2]
- overgankelijk een reis maken door (een gebied)
- Ze hebben heel Europa doorreisd.
de doorreizen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord doorreis
- Het woord doorreizen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Ergatief werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal