doorboren
Uiterlijk
- door·bo·ren
- samenstelling van door en boren
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorboren |
doorboorde |
doorboord |
zwak -d | volledig |
doorbóren
- overgankelijk een scherp voorwerp geheel door iets heen steken.
- De lans doorboorde hem en hij sneuvelde.
1. een scherp voorwerp geheel door iets heen steken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
doorboren |
boorde door |
doorgeboord |
zwak -d | volledig |
dóórboren
- inergatief het boren voortzetten.
- Ze zijn boven bezig met verbouwen en ze boren maar door; ik word er horendol van!
- overgankelijk boren tot men de andere zijde bereikt heeft.
- Spotgaten worden normaal niet volledig doorgeboord.
- Het woord doorboren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "doorboren" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Klemtoonhomogram in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Onscheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Overgankelijk werkwoord in het Nederlands
- Scheidbaar werkwoord in het Nederlands
- Inergatief werkwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %