dook
Uiterlijk
- dook
- In de betekenis van ‘ijzerstaaf om hout en stenen te verbinden’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1827 [1]
vervoeging van |
---|
duiken |
dook
- enkelvoud verleden tijd van duiken
- Ik dook.
- Jij dook.
- Hij, zij, het dook.
- Ik dook.
- Het woord dook staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dook" herkend door:
84 % | van de Nederlanders; |
83 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "dook" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be