Naar inhoud springen

dooien

Uit WikiWoordenboek
  • dooi·en
  • In de betekenis van ‘ophouden te vriezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dooien
dooide
gedooid
zwak -d volledig

dooien

  1. onpersoonlijk, (meteorologie) het stijgen van de buitentemperatuur boven het vriespunt waardoor alle ijs en sneeuw begint te smelten
    • Het dooide gedurende de dag, maar 's nachts vroor het weer. 
  2. ergatief (van dingen die bevroren zijn) door een boven het vriespunt stijgende temperatuur vloeibaar worden
    • De sneeuw begon te dooien. 
Werkwoorden voor weersgesteldheden in het Nederlands

betrekkenbliksemendauwendonderendooiengietenhagelenijzelenmiezerenmistenmotregenennevelen
onwerenopklarenplenzenplensregenenregenensneeuwenstormenstortregenenvriezenwaaienweerlichten

  • het kan vriezen en dooien
het is nog niet duidelijk welke kant het opgaat
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]