Naar inhoud springen

doctorandus

Uit WikiWoordenboek
  • doc·to·ran·dus
  • Leenwoord uit het middeleeuws Latijn, in de betekenis van ‘iemand die geslaagd is voor doctoraalexamen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1790 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord doctorandus doctorandi
doctorandussen
verkleinwoord - -

de doctorandusm

  1. iemand die het doctoraal examen heeft gedaan
  2. iemand die een proefschrift schrijft ter verkrijging van de graad van doctor en dus nog geen doctor is
93 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[2]