deeltijdboer

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  deeltijdboer    (hulp, bestand)
• IPA: / ˈdeltɛidˌbur / (3 lettergrepen)

Woordafbreking

• deel·tijd·boer

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  deeltijd zn  en  boer zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	deeltijdboer	deeltijdboeren
verkleinwoord	-	-

Zelfstandig naamwoord

de deeltijdboer m

1. (beroep) eigenaar van een landbouwbedrijf die een belangrijk deel van zijn inkomen met activiteiten daarbuiten verdient

   ▸ Pal naast het proefbedrijf runt melkveehouder J. Lenderink een bedrijf met 45 melkkoeien. De andere buurman is B. Rondeel, deeltijdboer met twintig koeien.

Hyponiemen

• hobbyboer

Gangbaarheid

• Het woord 'deeltijdboer' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.