Naar inhoud springen

daar

Uit WikiWoordenboek
  • daar
  • erfwoord, in de betekenis van ‘bijwoord van plaats’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]
  • Afkomstig van:
Middelnederlands: daer
Oudnederlands: thar
Germaans: *þar
  • Verwant in Germaans:
West: Engels: there (Angelsaksisch: þær), Duits: da, (Oudhoogduits: dar, da), Fries: der (Oudfries: thēr)
Noord: Zweeds: där, Deens/Noors: der, (Oudnoords: þar), IJslands: þar, Faeröers: har
Oost: Gotisch: þar

daar

  1. geeft onderschikkend een reden aan
    • Daar hij ziek was, kon hij de vergadering niet voorzitten. 
    • Hij kon de vergadering niet voorzitten daar hij ziek was. 

daar

  1. op een bepaalde plek, op die plek
    • daar woont hij. 
    • Daar bij hun is het altijd een hoop ruzie, maar hier is het altijd gezellig. 
  2. hier en daar: op verschillende plaatsen
     Het zal u zijn opgevallen dat het hotel hier en daar sporen vertoont van achterstallig onderhoud. We hebben nu eenmaal niet zoveel gasten meer als vroeger. Ook daaraan wil meneer Wang iets doen. Hij streeft naar een volle bezetting.[2]
  3. als locatief deel van een voornaamwoordelijk bijwoord vervangt het een aanwijzend voornaamwoord (ver af) dat, die
    • daarboven : daar kun je de bergen boven zien. 
  4. bijwoordelijk deel van een scheidbaar werkwoord: daar achterblijvend
  5. daar als een woord zonder betekenis
    • Wat doe je daar nu? 
  • [1] dáár (beklemtoonde vorm)
  • Daar helpt geen lievemoederen aan.
niets helpt, ook vriendelijke woorden niet
  • Daar is geen woord Frans/Latijn/Chinees/Spaans bij.
iedereen kan dat begrijpen
  • Daar kan de schoorsteen niet van roken.
men kan niet alleen van vriendelijke woorden leven
  • Daar kan je gif/vergif op innemen
je kunt er zeker van zijn dat iets zo is of gaat gebeuren
  • Daar zit 'em de knoop.
daar zitten de moeilijkheden/problemen
  • Geen haar op mijn hoofd die daar aan denkt.
ergens helemaal niets voor voelen
  • Ik zet daar geen voet meer in huis
Ik wil hen niet meer bezoeken
  • Laten we het daar maar op houden.
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]


daar

  1. daar