cyanose
Uiterlijk
- cy·a·no·se
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘blauwzucht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1913 [1]
- afgeleid van internationaal cyaan met het achtervoegsel -ose [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | cyanose | - |
verkleinwoord |
de cyanose v
- (medisch) blauw verkleurde huid meestal als gevolg van een zuurstoftekort
- Het woord cyanose staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "cyanose" herkend door:
52 % | van de Nederlanders; |
50 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "cyanose" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ cyanose op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be