crisis
Uiterlijk
- cri·sis
- Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘keerpunt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1763 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | crisis | crisissen, crises |
verkleinwoord | crisisje | crisisjes |
de crisis v
- een zware noodsituatie waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt maar die in principe van voorbijgaande aard zou moeten zijn
- Om de crisis aan te pakken, werd er een spoedoverleg ingelast.
- ▸ Mijn fysieke conditie was gehard in de woestijn en mijn onzekerheid was inmiddels ook weg na de mentale crisis in de bergen.[2]
- Al met al zien we zo een optelsom van Europese crises ontstaan, bijna als een perfect storm: een ingrijpende crisis rond onze defensie, een ongekende vluchtelingencrisis, een ernstige energiecrisis, een toenemende klimaatcrisis, een economische crisis en bovendien een ingrijpende voedselcrisis [3]
- (psychologie) (medisch) beslissend stadium in een ernstige ziekte
- Artsen wachten mogelijk te lang met het aangaan van een gesprek met een patiënt over de beslissing om niet te reanimeren in geval van een medische crisis. [4]
- (economie) (economische ~) periode van economische teruggang
- Sinds het begin van de crisis in oktober 2007 tot 2014 hebben bankiers en verzekeraars (degenen die die crisis veroorzaakten) in Londen 91 miljard pond (bijna 124 miljard euro) aan bonussen verdeeld. [5]
- ▸ Uit eigen beweging vertelde hij mij dat hij afkomstig is van het eiland Kreta, dat de Europese beschaving daar is ontstaan, dat dat geen toeval is, dat hij eigenaar is van een rederij en scheepswerf in Heraklion, dat dat hard werken is maar dat hij zich graag inspant voor de mensheid en dat hij de economische crisis goed was doorgekomen omdat hij anders dan de meesten van zijn concurrenten al jaren geleden had begrepen dat de toekomst buiten Europa lag.[6]
|
1. een zware noodsituatie waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt
economische crisis
- Het woord crisis staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "crisis" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[7] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "crisis" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ www.nrc.nl / Geert Mak: Europa is geen zelfmoordbrigade. Maar ook geen kruidenier
NRC, datum: 19 mrt 2022) - ↑ www.nu.nl
- ↑ www.nu.nl
- ↑ “Grand Hotel Europa” (2018), De Arbeiderspers , ISBN 978-90-295-2622-7, p. 30
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud |
---|---|
crisis | crises |
crisis
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Psychologie in het Nederlands
- Medisch in het Nederlands
- Economie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 99 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %
- Woorden in het Engels
- Woorden in het Engels van lengte 6
- Zelfstandig naamwoord in het Engels