confluent
Uiterlijk
- con·flu·ent
stellend | |
---|---|
onverbogen | confluent |
verbogen | confluente |
partitief | confluents |
confluent
- op één punt samenkomend
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "confluent" herkend door:
51 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be