centra

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  centra    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• cen·tra

Zelfstandig naamwoord

de centra mv

1. meervoud van het zelfstandig naamwoord centrum

Hyponiemen

aanmeldcentra actiecentra ademcentra adoptiecentra adviescentra afhaalcentra afkickcentra antigifcentra asielcentra astmacentra atoomcentra beleidscentra bestralingscentra bezoekerscentra bowlingcentra buurtcentra callcentra congrescentra contactcentra

crisiscentra cultuurcentra dagcentra datacentra debatcentra dialysecentra diamantcentra dienstencentra distributiecentra dorpscentra duikcentra energiecentra epicentra eroscentra examencentra fitnesscentra handelscentra hartcentra hersencentra hulpcentra

infocentra inloopcentra jeugdcentra kankercentra kenniscentra kindercentra koopcentra kraamcentra kringloopcentra kunstcentra kunstencentra kuurcentra leercentra machtscentra martelcentra muziekcentra natuurcentra oefencentra omroepcentra onderwijsadviescentra

onthaalcentra opvangcentra ouderencentra partycentra perscentra pijncentra proefcentra rekencentra revalidatiecentra Riagg-centra rouwcentra ruimtevaartcentra servicecentra skicentra slaapcentra snookercentra sorteercentra spermacentra sportcentra

spraakcentra stadscentra stiltecentra streekcentra studiecentra taalcentra testcentra tienercentra traumacentra trefcentra tuincentra uitzetcentra vakantiecentra wereldcentra wooncentra zalencentra wijkcentra winkelcentra zakencentra

zeehondencentra zenuwcentra zorgcentra

Gangbaarheid

• Het woord centra staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "centra" herkend door:

99 %	van de Nederlanders;
98 %	van de Vlamingen.

Frans

Werkwoord

vervoeging van
centrer

centra

1. derde persoon enkelvoud verleden tijd (passé simple) van centrer

Spaans

Werkwoord

vervoeging van
centrar

centra

1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van centrar
2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van centrar

Tsjechisch

Uitspraak

• IPA: /tsɛntra/

Zelfstandig naamwoord

centra

1. genitief enkelvoud van centrum
2. nominatief meervoud van centrum
3. accusatief meervoud van centrum
4. vocatief meervoud van centrum

Zelfstandig naamwoord

centra

1. genitief enkelvoud van centr
2. accusatief meervoud van centr