bezoekersstroom
Uiterlijk
- be·zoe·kers·stroom
- samenstelling van bezoeker en stroom met het invoegsel -s-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | bezoekersstroom | bezoekersstromen |
verkleinwoord | bezoekersstroompje | bezoekersstroompjes |
de bezoekersstroom m
- grote toeloop van bezoekers aan een evenement
- Het was voor de politie een moeilijke taak de enorme bezoekersstroom naar Sail Amsterdam in goede banen te leiden.
- Het woord bezoekersstroom staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.