belastingbiljet
Uiterlijk
- be·las·ting·bil·jet
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | belastingbiljet | belastingbiljetten |
verkleinwoord |
het belastingbiljet o
- (financieel) een formulier dat is ingevult door de belastingplichtige aan de hand waarvan de belastingheffende instantie (bij rijksbelastingen is dat de belastingdienst) de verschuldigde belasting kan vaststellen
- ▸ Er is op dit onderdeel wel een lichtpuntje: de kosten voor financiële advisering en dus ook voor het laten invullen van het belastingbiljet kunnen predikanten voortaan aftrekken. En dat is nieuw. Hiervoor moeten ze wel kiezen voor het pseudo-ondernemerschap. En er vindt een kleine correctie plaats voor de privé-besparing die dit oplevert.[2]
- ▸ H. voerde op die belastingbiljetten stelselmatig gefingeerde aftrekposten op, waardoor zijn ’cliënten’ aanzienlijke sommen van de fiscus terugkregen. In een groot aantal gevallen meldde de belastinginspecteur zich later bij de aangevers, nadat duidelijk was geworden dat de formulieren valselijk waren ingevuld.[3]
1. formulier waarop de belastingplichtige gegevens moet invullen die nodig zijn om te bepalen hoeveel belasting er betaalt moet worden
- Het woord belastingbiljet staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron “Predikant staat fiscaal gezien op tweesprong” (6 februari 2002), Reformatorisch Dagblad
- ↑ Weblink bron “Celstraf geëist voor belastingfraude” (7 januari 2005), Reformatorisch Dagblad