basen
Uiterlijk
- ba·sen
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘cocaïne roken via een waterpijp’ voor het eerst aangetroffen in 1982 [1]
- [2]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
basen |
basede |
gebased |
zwak -d | volledig |
basen
- onovergankelijk high worden van cocaïne(damp) door het te roken met een waterpijp
de basen mv
- meervoud van het zelfstandig naamwoord base
- Het woord basen staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "basen" herkend door:
55 % | van de Nederlanders; |
46 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "basen" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ basen op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- ba·sen
basen, g
- bepaalde vorm nominatief enkelvoud van base
vervoeging van |
---|
basar |
basen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 5
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Zwak werkwoord (-d) in het Nederlands
- Werkwoord in het Nederlands
- Niet-samengesteld werkwoord in het Nederlands
- Onovergankelijk werkwoord in het Nederlands
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 55 %
- Prevalentie Vlaanderen 46 %
- Woorden in het Deens
- Woorden in het Deens van lengte 5
- Zelfstandignaamwoordsvorm in het Deens
- Woorden in het Spaans
- Woorden in het Spaans van lengte 5
- Werkwoordsvorm in het Spaans