achteropraken
Uiterlijk
- ach·ter·op·ra·ken
- samenstelling van achterop en raken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
achteropraken |
raakte achterop |
achteropgeraakt |
zwak -t | volledig |
achteropraken [1]
- op een achterstand geraken t.o.v. van iets of iemand
- “Ik ben de eerste die zou willen dat niemand kernwapens meer heeft, maar we zullen nooit achter raken op andere landen, ook niet als het een bevriend land is. We zullen nooit achteropraken wat betreft nucleaire macht."[2]
1. op een achterstand geraken t.o.v. van iets of iemand
- Het woord achteropraken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Trump 1 maart 2017