accommodatiecommissie
Uiterlijk
- ac·com·mo·da·tie·com·mis·sie
- samenstelling van accommodatie zn en commissie zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | accommodatiecommissie | accommodatiecommissies |
verkleinwoord |
de accommodatiecommissie v
- groep mensen die zich met de materiële infrastructuur (zoals bijvoorbeeld de huisvesting) bezighoudt
- ▸ Korfbalde hij zelf niet, dan was en is Gerrit Zomer wel op een andere manier in de weer voor zijn club, onder meer in de jeugdcommissie: „Als er iets moest gebeuren, verleende ik altijd hand- en spandiensten.” Een bestuursfunctie heeft hij nooit geambieerd, maar met zijn vrouw Truus maakt Zomer nu nog altijd deel uit van de accommodatiecommissie.[1]
- ▸ De accommodatiecommissie, een groep mensen die zich met de infrastructuur van de Dilbeekse culturele centra bezighoudt, vindt het hoog tijd dat er nieuwe zetels komen en vraagt het gemeentebestuur daarmee rekening te houden in de begroting van volgend jaar.[2]
- Het woord accommodatiecommissie staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Korfbalclub TOP Vroomshoop trots op supervrijwilligers” (07-10-2016,), Tubantia
- ↑ Weblink bron Linda VANDEN DRIESSCHE“Westrand hoopt op nieuwe zetels” (4 juni 2002 om 00:00), De Standaard