Naar inhoud springen

ab und zu

Uit WikiWoordenboek
  • IPA: /ap ʊnt ʦuː/
  • ab und zu

ab und zu

  1. af en toe
    «Nur ab und zu murmelte er etwas vor sich hin, zufolge jener Neigung, mit sich selbst zu reden, die er sich soeben selbst eingestanden hatte.[1]»
    Slechts af en toe mompelde hij iets in zichzelf door de neiging om tegen zichzelf te praten, waaraan hij zojuist toegegeven heeft.
  2. (verouderend) (met betrekking tot een beweging) eruit en erin, af en aan.
    «Die Bediensteten gingen ab und zu
    De bedienden liepen af en aan.
  • [1] vooral Noord-Duits en Middelduits: ab und an