aanschijn
Uiterlijk
- aan·schijn
- In de betekenis van ‘gelaat’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
- Naamwoord van handeling van aanschijnen [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | aanschijn | - |
verkleinwoord |
het aanschijn o
- uiterlijk, aangezicht
- Het woord aanschijn staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "aanschijn" herkend door:
73 % | van de Nederlanders; |
88 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "aanschijn" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ aanschijn op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 73 %
- Prevalentie Vlaanderen 88 %