Naar inhoud springen

bestraffen

Uit WikiWoordenboek
De printervriendelijke versie wordt niet langer ondersteund en kan weergavefouten bevatten. Werk uw browserbladwijzers bij en gebruik de gewone afdrukfunctie van de browser.
naamwoord van handeling
zelfstandig bijvoeglijk
bestraffen bestraffend
bestraffing bestraft
  • be·straf·fen
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
bestraffen
bestrafte
bestraft
zwak -t volledig

bestraffen

  1. overgankelijk straf uitdelen aan iemand
    • De ondeugende jongen werd bestraft. 
     Of. . . Jezus, mens! Hou toch op met die idiote redeneringen, bestrafte ze zichzelf.[1]
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]