pekelen
Uiterlijk
- pe·ke·len
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
pekelen |
pekelde |
gepekeld |
zwak -d | volledig |
pekelen
- overgankelijk blootstellen aan een sterke oplossing van zout
- Het vlees werd gepekeld om het houdbaar te maken.