spijtgezin
Uiterlijk
- Geluid: spijtgezin (hulp, bestand)
- spijt·ge·zin
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | spijtgezin | spijtgezinnen |
verkleinwoord |
het spijtgezin o
- een gezin dat spijt van iets heeft
- een gezin dat spijt heeft van het in huis nemen van Oekraïense vluchtelingen
- Het woord 'spijtgezin' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.